Familienamen op Curacao

Op Curaçao treft men familienamen van Franse, Duitse, Engelse, Nederlandse, Spaanse, Italiaanse, Afrikaanse en Indiaanse oorsprong. Daar men echter in elk land ter wereld constateren kan, dat het gebied der eigennamen internationaal gekleurd is, zijn we niet van plan daarvoor de aandacht te vragen.

Maar er zijn veel familienamen in zwang, die, met of zonder opzet gegeven of gekozen, een speciaal Curaçaos karakter dragen. Zo is de typisch Curaçaose naam Janwé niets anders dan een overblijfsel van de naam van een vroegere groot grondbezitter: Jan Wever, een zuiver Hollandse naam.

Dicht bij het Melaatsengesticht Zaquito ligt de wijk Charo, waarvan de naam volgens zeer aanneembare gegevens te danken is aan een Fransman, die daar vroeger woonde en Jarreau heette. Een zéér bekende naam op Curaçao is Jantiel, het kleine badplaatsje aan de Zuidkust. Maar de niets vermoedende badgast zal wellicht enigszins verbaasd opkijken, als hij verneemt, dat deze populaire naam een verbastering is van de naam van een aldaar wonende familie Perret Gentil.

In de stadswijk Otrobanda is een straatje dat Zaantjesteeg heet, en hoewel er meer uitleggingen beproefd zijn om deze naam te verklaren, lijkt het mij boven elke redelijke twijfel verheven, dat deze ontleend is aan de Spaanse familie Sanchez, die daar gewoond heeft. Speciale omstandigheden, die voor Nederland niet gelden, hebben hier op het geven en aannemen van familienamen grote invloed gehad, bv. de afschaffing van de slavernij in 1863.

De slaven hadden geen eigenlijke familienamen, maar werden genoemd met hun doopnaam, hun bijnaam, hun vroegere stamnaam, naar het percentage ,,zwart” bloed dat ze hadden. Voorbeelden van deze vier naamcategorieën zijn resp. Pablo, Kameel, Canga, Sambo.

Toen na de vrijmaking deze mensen allen een familienaam moesten hebben, werden er met kunst en vliegwerk een menigte familienamen uit de grond gestampt. Snuggere vrijgelatenen kozen zelf een naam, bepaalden zich daarbij dikwijls tot het voor goed aanvaarden van een bijnaam, die zij reeds hadden, en heetten voortaan vrijwillig Kameel (intussen verbasterd tot Cameroe, hetgeen trouwens veel deftiger klinkt), Garibaldi (op het ogenblik meestal Giribaldi), Rabarber (nu Robarboe) en Centje (komt voor jn de spellingen Cenchi, Chonchi, Cijntje, Cijnchi,
Seenchi, enz.). Ook Kirindongo en Kwidama zijn echte oude slavennamen, (meer  Spaansvoelenden schrijven Quirindongo, Quidama).

Anderen waren volgens hun kleur „Sambo” en bleven daarbij. Velen voelden er iets voor om in hun nieuwe naam een herinnering mee te nemen aan hun vroegere „heer” en namen diens
familienaam over, echter met enige wijziging, waar de „heer” wel zorg voor droeg. Daarvan komen de namen als Wolfschoon (van Schoonewolf), Elsevijf (van Elsevier), Sille (het omgekeerde van Ellis), Borgschoth (van Schothborg), Pineda (van Pinedo), Suriol (van Curiel), Helmijr (volgens gezaghebbend getuigenis van Helmund en Meijer) en van Uiter, van Uiten, van IJter, Van Nijten, van Eijter, Fanneijte, enz. (alle van de oude Hollandse familie van Uijtrecht), Madura (van Maduro).

Anderen liet men rustig een naam aannemen, al was het ook die van hun vroegere heer, want deze heer rekende er zeker op, dat de mensen door hun slordige uitspraak in een minimum van tijd hun naam heel anders zouden schrijven en uitspreken dan het origineel ervan. Zo is de naam Meroe een door het volk zelf gemaakte verbastering van de naam Muller, Kwiers van Koeiers, Mérite van Merrit, enz. Tot dit genre van naamsverbasteringen heeft ook veel bijgedragen het feit, dat er toen nog geen Burgelijke Stand was en dat vroegere, gemoedelijke districtsmeesters de namen van de mensen op het gehoor opschreven. Wat dat hier op Curacao betekent, kan slechts beoordeeld worden door hen, die veel met de mensen te maken hebben, die vaak hun trouwboekjes nodig hebben, schoolregisters moeten invullen, doopboeken moeten bijhouden enz.

De verregaande slordigheid van de mensen en de gemoedelijkheid van de vroegere districtsmeesters is oorzaak van namen als Koffie, Coffiel, Koffil van Cockfield, Isei, Izijk, IJziek van de Engelse naam Isaac, Djoens en Joens van de Engelse naam Johns(on), Girigori van Gregorius, Horcera van Gorsira, Mercera van Mercedes, etc.

Dit waren echter nog slechts namen van vrijgelatenen, door deze zelf gekozen of door hun gewezen heren aangegeven. Er bleven er echter nog heel wat over, die zelf geen keuze konden maken en daarin ook niet geholpen werden door anderen. Toen schijnt het gouvernement het wanhoopsbesluit genomen te hebben, om de kinderen tot familienaam te geven de voornaam van hun moeder. Er zijn prachtige meisjesnamen bij, maar het doet enigszins belachelijk aan als een grote kerel u verzekert, dat hij „Rosa” heet.

Minder duidelijk is het mij, waaraan sommige jongensnamen de eer te danken hebben, om tot familienaam verheven te worden. Ze zijn veel minder talrijk als de meisjesnamen, maar komen niettemin vóór. Enige voorbeelden mogen hier volgen: Pedro, Ignacio, Thomas, Jacobus, Ricardo, Augustin, Laurens, Andreas.

Een categorie familienamen, die specifiek Curacaos is, zou men kunnen noemen de „religieuze” familienamen. Hun ontstaan wordt als volgt verklaard. De zwarte bevolking van Curacao is
nagenoeg geheel katholiek. Protestanten en Joden vindt men bijna alleen onder de blanken. Deze zwarten hadden (en hebben nog) altijd een katholieke scheurkalender in huis, die op de dagelijks af te scheuren blaadjes de naam van den of de heilige vermeldt, die op die datum in de katholieke Kerk gevierd wordt. De moeders nu hechtten er dikwijls erg aan om hun kind te noemen naar de heilige, op wiens feestdag het geboren was. Daar is natuurlijk op zichzelf geen bezwaar tegen, maar het gaf soms tot min of meer komische gevolgen aanleiding. Een jongen werd bv. geboren op 18 Juli, het feest van Camillus de Lellis. De naam werd zorgvuldig overgeschreven en aan een oom of tante meegegeven om het kind aan te gaan geven bij „meneer” (de districtsmeester).

Deze ambtenaar, blank en protestant, wist van geen heiligen Camillus de Leilis af en beschouwde „de Leilis” als de familienaam van het kind. Op de zelfde wijze komt de familie Delima (de Lima) aan haar naam. Er was een „meisje geboren op het feest van de heilige Rosa van Lima. „Meneer” kreeg een papiertje onder zijn neus waar op gekrabbeld stond Rosa de Lima, en meneer vroeg natuurlijk niet verder. Misschien heeft hij zelfs wel gedacht, dat het bizonder snuggere mensen waren, daar ze zo maar voor- en achternaam te gelijk opgaven. Een kind dat op Kerstmis geboren werd, kreeg de naam van Natividad (geboorte) en als de geboorte viel op Onbevlekte Ontvangenis van Maria, heette het kind Concepcion (ontvangenis).

Ongeveer hetzelfde zien we gebeuren met jongens, die geboren worden op het feest van een heilige, die martelaar was, bv. San Pedro Martir (Sint Petrus Martelaar). „Meneer” registreerde Martir als de familienaam en daaraan danken nog heel wat mensen op Curacao hun naam (Marti, Martis, Martijn). Een ander trof het, dat op zijn geboortedag het feest gevierd werd van een heilige, die bisschop (Obispo) of belijder (Confesor) was en nu heten tientallen huisgezinnen met hun achternaam Obispo en Confesor.

Bron: FAMILIENAMEN OP CURAÇAO, DOOR M. D. LATOUR O.P.